Het Thaise strand begint waar het land zich besluit over te geven aan de zee, een grenslijn van zand die zacht op het water in elkaar overvloeit. De golven komen en gaan, steeds dezelfde en toch anders, alsof ze hun geheimen willen prijsgeven, maar zich op het laatste moment terugtrekken.
De lucht is blauw, maar niet het blauw dat je kent; het is dieper, levendiger, bijna tastbaar. Het zonlicht speelt op het water en breekt in duizenden vlokken goud en zilver, alsof de zee zelf ademhaalt. In de verte tekenen zich de silhouetten van eilanden af, eilanden die drijven tussen droom en werkelijkheid, vormen die bestaan om het oog te verleiden en het hart te verwarren.
Hier, op dit strand, lijkt de tijd op te lossen. Er is alleen het geruis van de golven, het zachte, constante geluid van water dat zich herinnert, dat weet hoe het is om tijdloos te zijn. En soms, wanneer de zon begint te zakken, verandert het licht in een zeldzaam oranje dat zich vastklemt aan de hemel, alsof de aarde voor een moment in vuur is gedoopt. Het is dan dat de schoonheid van het Thaise strand zijn ultieme vorm aanneemt; alles wordt stil, zelfs de vogels in de mangroven lijken te zwijgen, alsof ze getuigen zijn van een oude belofte, een verbond tussen land en zee, ooit gesloten in tijden die de mens nooit gekend heeft.
Op een dag ontmoette ik een Thaise visser, een oude man met een huid die het zout en de zon hebben getekend als een kaart van verhalen. Hij stond daar, enkel en alleen een silhouet tegen het eindeloze blauw, en zag eruit alsof hij al een eeuwigheid op dat strand had gestaan. “Dit strand”, zei hij langzaam, terwijl zijn ogen naar de horizon staarden, “is niet van mij, niet van jou. Het is van de zee.” En hij vertelde over de Naga, de oude zeeslang die onder de golven rust en het land beschermt. “Ze ademt in en uit, en dat is waarom de zee komt en gaat.”
De legende van de Naga vermengt zich hier met de zoute lucht, het is een mythe die leeft in het ruisen van het water. Ergens in de verte duikt een vin op, het donkere, glanzende lichaam van een vis die de diepte kent als geen ander. Misschien is hij een boodschapper, misschien gewoon een schaduw. De mensen die hier leven, de vissers en eilandbewoners, geloven dat dit strand en deze zee een eigen wil hebben, dat de wind en de golven luisteren, dat zij kunnen oordelen. En ze zeggen dat het eiland zich openbaart aan wie het verdient, en zich verbergt voor wie het niet begrijpt.
’s Avonds, wanneer de laatste zonnestralen zich terugtrekken achter de rotsen, verschijnt een blauwachtig licht in de branding. De bioluminescentie, een spel van licht dat niet van deze wereld lijk, als kleine sterren die met elke golf de nacht breken. Het lijkt alsof het strand zelf, dit zand, deze lucht, de zee, alles ademt. De sterren aan de hemel spiegelen zich in het water, en zo, onder deze hemel lijkt het strand oneindig te worden. Wie hier zit, wie hier luistert, raakt verloren in iets wat onbenoembaar is.
Ik herinner me een verhaal dat ik ooit hoorde over een ronddwalende monnik die jaren geleden langs deze kusten trok. Hij liet een pad achter van voetafdrukken in het zand, maar nooit voor lang, want de zee veegde elke stap dieper naar binnen, alsof ze zijn reis in zich opnam. In stilte, zo werd gezegd, had hij gepredikt over de menselijke ziel, die zoals de zee rusteloos is en nooit tot stilstand komt. De monnik geloofde dat dit strand een plek was waar de aarde zichzelf overgaf, waar de ziel haar toevlucht kon vinden.
En toch, de schoonheid van dit strand, het zachte zand, de geur van de oceaan, de geluiden die je in slaap wiegen, is niet iets wat je kunt bezitten of meenemen. Het is een vluchtige ervaring, een glimp van iets wat altijd aan het verschuiven is. Op de dag dat ik vertrok, keek ik nog eenmaal om. De lucht was helder, de zee kalm, en de horizon lag daar, uitnodigend, maar ongenaakbaar. Het strand was leeg, maar het leek alsof de wereld me in stilte uitzwaaide.
Over deze blogger
-
Mijn leeftijd valt officieel onder de categorie ‘bejaard’. Ik woon al 28 jaar in Thailand – probeer dat maar eens na te doen. Nederland was ooit het paradijs, maar het raakte in verval. Dus ging ik op zoek naar een nieuw paradijs en vond Siam. Of was het andersom en vond Siam mij? Hoe dan ook, we waren elkaar goed gezind.
De ICT zorgde voor een regelmatig inkomen, iets wat jullie ‘werk’ noemen, maar voor mij was het vooral een tijdverdrijf. Schrijven, dat is de echte hobby. Voor Thailandblog pak ik die oude liefde weer op, want na 15 jaar zwoegen verdienen jullie wel wat leesvoer.
Ik begon op Phuket, verhuisde naar Ubon Ratchathani, en na een tussenstop in Pattaya woon ik nu ergens in het noorden, midden in de natuur. Rust roest niet, zeg ik altijd, en dat blijkt te kloppen. Hier, omgeven door het groen, lijkt de tijd stil te staan, maar dat doet het leven gelukkig niet.
Eten, vooral veel – dat is mijn passie. En wat maakt een avond compleet? Een goed glas whisky en een sigaar. Dan heb je het wel zo’n beetje, vind ik. Proost!
Foto’s, daar doe ik niet aan. Ik sta er altijd lelijk op, terwijl ik toch weet dat Brad Pitt erbij verbleekt. Het zal wel aan de fotograaf liggen, denk ik dan maar.
Aantal keren gelezen: 28