Ik arriveerde in Chiang Mai met het voornemen om de stad te zien zoals hij echt was, of tenminste, zoals hij zich aan mij zou willen tonen. Het was niet alleen de stad van Instagram-filters en expat-cafés met perfecte latte art. Dit was de stad die ooit het hart van het Lanna-rijk was, een koninkrijk dat, zoals de naam poëtisch suggereert, uitgestrekt lag over een miljoen rijstvelden. Een land, gebouwd op oorlogen en allianties, door een koning die geen probleem had een bondgenootschap aan te gaan met rivalen om zijn koninkrijk uit te breiden. Het was de stad van bergen die van kleur verschoten met de seizoenen, het was die belofte van mystiek die me hier bracht.
Het eerste wat opvalt, is de sfeer. Chiang Mai voelt anders dan Bangkok. Het is alsof de stad een diepe adem haalt, terwijl Bangkok aan een onophoudelijke marathon lijkt deel te nemen. Chiang Mai zindert van een rust die ongemakkelijk aanvoelt. Op elke hoek zie je tempels in de Lanna-stijl, verfraaid met houtsnijwerken en gelaagde daken die als rijstvelden boven elkaar uitsteken. De Wihan-modellen, met hun verhoogde voetstukken, lijken de aarde te ontwijken. Het is geen architectuur die bedoeld is om te imponeren, het is bedacht om te verbinden met de hemel, de grond en de mens die daar tussenin beweegt.
Toeristen schuifelen langs de tempels, vaak gehuld in kledingstukken die schreeuwen “look at me, I’m spiritual.” Het contrast met de devote stilte van de locals is scherp en ongemakkelijk. Zij bewegen zich bijna als schaduwen door de stad, hun handen gevouwen, hun ogen naar beneden gericht. Er hangt een duidelijk besef van wat hier nog steeds leeft, een idee dat deze stad meer is dan haar reputatie als de “hipsterhoofdstad” van Zuidoost-Azië.
Chiang Mai is trots. Een stad die herinneringen koestert aan glorieuze eeuwen en die eigenzinnig haar eigen cultuur in stand houdt. Zelfs het eten hier is anders. Elke hap van een Lanna-gerecht, de pittige sai ua-worst of de sombere complexiteit van khao soi, is als een stille lofzang aan een verleden dat meer was dan een hoofdstuk in een geschiedenisboek. Het Lanna-rijk was ooit machtig, een zelfbewuste natie die zich uitspon over bergen, rivieren en rijstvelden. In de straten proef je de echo’s van dat verleden; een tijd waarin Chiang Mai een bolwerk was, een ommuurde stad met een slotgracht die het beschermde tegen vijanden.
Maar Chiang Mai’s trots is een tikkeltje bitter. Het is de trots van een natie die ooit heerste en nu slechts een provincie is. Hier in het noorden, zo ver van Bangkok, voel je dat er een zekere wrok is, een stil protest. Er is een gevoel dat men in Bangkok de stad Chiang Mai nooit echt heeft begrepen, nooit heeft gewaardeerd. Een gevoel dat de grandeur van Lanna werd gemarginaliseerd, gereduceerd tot een culturele voetnoot.
Terwijl ik door de stad slenter, kom ik bij Wat Phra Sing, een van de parels van de stad. De ho trai, de bibliotheek, heeft iets spookachtigs, alsof het nog steeds de wijsheid van een verdwenen tijd bewaart. Mensen lopen stil langs de muren, maken foto’s, kijken bewonderend, maar je ziet dat niemand de moeite neemt om te begrijpen. Het is alsof de tempel er alleen maar is voor het plaatje, een pittoreske achtergrond voor een moment van vluchtige bewondering.
Ik kan het niet helpen om te denken dat Chiang Mai en misschien heel Thailand, aan het afbrokkelen is onder het gewicht van zijn eigen verleden. Het toerisme houdt de stad overeind, maar het is hetzelfde toerisme dat zijn ziel langzaam wegknabbelt. Elke avond, als de zon ondergaat achter de bergen, worden de straten overspoeld door marktkraampjes die “authentieke” Lanna-souvenirs verkopen. De ironie druipt ervan af, een cultuur die zichzelf verkoopt om te overleven. Maar wie zijn de kopers? Degenen die door de straten dwalen, de kleurige prullen bewonderen, maar nooit verder kijken dan het oppervlak.
Chiang Mai lijkt te buigen onder de toeristische lasten, net als het koninkrijk Lanna ooit bukte onder de druk van Birma en Ayutthaya. Het is een stad die haar autonomie heeft verloren, niet aan een buitenlandse macht, maar aan de eisen van een wereld die alles wil consumeren en niets wil begrijpen.
In een stil moment, zittend langs de slotgracht die ooit bescherming bood, vraag ik me af of het koninkrijk Lanna uiteindelijk niet beter af was. Ja, het was een tijd van oorlog en invasies, van gevechten met Birma en Siam. Maar het was ook een tijd waarin de mensen zich verbonden voelden met hun land waarin tempels meer waren dan decor en waarin het eten de trots van een cultuur droeg, niet de smaakpapillen van een toerist.
Ik besluit de stad te verlaten met een mengeling van bewondering en melancholie. Chiang Mai is prachtig, maar het is een schoonheid die pijn doet, een schoonheid die bewijst dat er een prijs hangt aan het bewaren van je verleden in de moderne wereld. Misschien, zo denk ik terwijl de stad kleiner wordt aan de horizon, is het beter om te verliezen en vergeten te worden dan bewaard te blijven in fragmenten, opgeofferd op het altaar van toerisme.
Over deze blogger
-
Mijn leeftijd valt officieel onder de categorie ‘bejaard’. Ik woon al 28 jaar in Thailand – probeer dat maar eens na te doen. Nederland was ooit het paradijs, maar het raakte in verval. Dus ging ik op zoek naar een nieuw paradijs en vond Siam. Of was het andersom en vond Siam mij? Hoe dan ook, we waren elkaar goed gezind.
De ICT zorgde voor een regelmatig inkomen, iets wat jullie ‘werk’ noemen, maar voor mij was het vooral een tijdverdrijf. Schrijven, dat is de echte hobby. Voor Thailandblog pak ik die oude liefde weer op, want na 15 jaar zwoegen verdienen jullie wel wat leesvoer.
Ik begon op Phuket, verhuisde naar Ubon Ratchathani, en na een tussenstop in Pattaya woon ik nu ergens in het noorden, midden in de natuur. Rust roest niet, zeg ik altijd, en dat blijkt te kloppen. Hier, omgeven door het groen, lijkt de tijd stil te staan, maar dat doet het leven gelukkig niet.
Eten, vooral veel – dat is mijn passie. En wat maakt een avond compleet? Een goed glas whisky en een sigaar. Dan heb je het wel zo’n beetje, vind ik. Proost!
Foto’s, daar doe ik niet aan. Ik sta er altijd lelijk op, terwijl ik toch weet dat Brad Pitt erbij verbleekt. Het zal wel aan de fotograaf liggen, denk ik dan maar.
Aantal keren gelezen: 98