ylliX - Online Advertising Network
Hoe smaak het lot van mens en dier bepaalt

Hoe smaak het lot van mens en dier bepaalt


Soms sta ik even kritisch stil bij mijzelf en ontspringt er plotseling weer een nieuw hoofdstuk uit mijn fluïde brein dat goed past in mijn serie van persoonlijke vertellingen die de wereld (gelukkig) nooit zullen schokken, maar hopelijk wel wat opvrolijken. Mocht het verstand van de lezer na inname van de woorden verward of zelfs verbijsterd achter blijven, niet begrijpend wat het zojuist te verwerken kreeg, wijt dit dan niet aan de eerste tekenen van de eigen mentale aftakeling, maar eerder aan die van de auteur, die niet in staat bleek om de woordenvloed te beteugelen en in enigszins overzichtelijke of logische banen te leiden.

Zoals een stroboscooplicht niet de optimale verlichting is voor autisten (of was het nu juist wel?), zo kunnen dergelijke verhalen een, zij het tijdelijk, ontregelend effect hebben op het mentaal functioneren van de argeloze consument ervan. Vergelijk het met een horrorfilm: we weten allemaal dat het slechts een lichtstraal door een stukje cellulose is, maar die geprojecteerde beelden veroorzaken soms heftige langdurige trauma’s. Ik heb nog jaren aan insomnia geleden door de eenmalige bezichtiging van de Exorcist, vooral van de groen en meters ver kotsende Linda Blair.

Lees dit stukje dan ook het best met een vriend of sterke partner binnen handbereik om elkaar te kunnen ondersteunen als het onwaarschijnlijke doemscenario onverhoopt niettemin op mocht treden. Want het zal voelen als in de onderbroek zitten in een bijzonder gammele houten achtbaan, een paar razendsnelle rondjes draaien in het sterk overhellende reuzenrad met een stel losse bouten, net buiten reikwijdte. Dus wees gewaarschuwd en niettemin op de hoede. En sla het hapje leesvoer gerust over als je met het bovenstaande niet akkoord gaat en uitsluitend steekhoudende, netjes geordende lectuur in korte overzichtelijke zinnen tot je nemen wil.

Het betreft namelijk in dit specifieke geval uitsluitend een zij het tamelijk onvolledige en verder voor de lezende mensheid ook weinig relevante analyse van één van de belangrijkste vragen, regelmatig aan zichzelf gesteld door de min of meer geciviliseerde mens en waarin hij zich wezenlijk kan onderscheiden van de lagere levensvormen: lust ik het of lust ik het niet? Of anders geformuleerd: Ben ik een gemakkelijke eter of eerder een moeilijke.

In de natuur, maar ook onder de minder geprivilegieerden (zeg chronisch ondervoeden) zal niemand zich die vraag gauw stellen. Alles wat ook maar enigszins eetbaar is, wordt dankbaar naar binnen gewerkt omdat men zich de luxe niet kan permitteren om te wachten op een hapje dat beter in de smaak valt. Nog nooit zag ik in een documentaire een roofdier de neus ophalen voor welk onderdeel dan ook van een gevelde of gevonden prooi. Al is het slachtoffer nog zo onsmakelijk of al half vergaan, luid smakkend wordt het totaal verscheurd en likkebaardend in grote stukken naar binnen gewerkt. De hyena’s verorberen zelfs de diverse botten, hoeven en hoorns met behulp van hun scherpe tanden en sterke beet. Het begrip ‘met huid en haar’ is aan deze animalistische carnivore praktijken ontleend en later door de mensen overgenomen in meer overdrachtelijke zin, hoewel ik soms met verbazing kijk naar de efficiëntie waarmee mijn echtgenote (en haar landgenoten) een kip of varken naar binnen kan werken. Niet door de omvang van de porties, die past perfect bij een vrouw van onder de 50 kilo. Nee, welke bestanddelen van het overleden pluim- of slachtvee zij tot zich neemt, schokt mij wel eens. Al moet ik gewoon ruiterlijk toegeven dat haar ruimdenkende benadering van voeding wel meer eer doet aan het grote en ultieme offer van het overleden beestje dat immers zijn onvoltooide leven moest geven om onze hongerige maag te vullen.

De bovengestelde vraag is voor mij nu meer dan ooit belangrijk omdat mijn gezin is samengesteld uit zowel mensen die zijn opgegroeid met de Nederlandse keuken in al zijn eenvoud als de Thaise keuken in al zijn complexiteit. Aanpassingsvermogen of het onvermogen daartoe kan een verregaande rol spelen in het samensmelten en waarderen van de verschillende voedselculturen en uiteindelijk het slagen van de relatie, al was een relatie die stukslaat op het onderscheid in werking van de smaakpapillen en de (ontbrekende) waardering voor het geproefde toch al gedoemd om te mislukken.

Mijn broer is een gemakkelijke eter. Al sinds hij tanden heeft, eet hij voor zijn ontbijt witte boterhammen met (uitsluitend melk-) chocolade hagelslag. En voor de lunch ook. Het avondeten is bijna altijd AGV, waarbij de aardappelen gewoon geschild en gekookt moeten zijn, de groente erwtjes en worteltjes afgewisseld met sperziebonen uit blik of glas en het vlees iets zonder botten, liefst kip of een hamlapje. Makkelijker kan bijna niet, want iets anders komt er namelijk niet in. Ook handig in de supermarkt, hij kent de route langs zijn favoriete schappen op zijn duimpje en kan binnen vijf minuten weer volledig voorzien in zijn auto zitten. Mijn moeder noemde hem juist daarom altijd een moeilijke eter en omdat moeders meestal gelijk hebben, nemen we haar definitie voor het goede begrip hier ook maar over en zo is mijn broer nu een moeilijke eter geworden. Niet dat het voor de lezer verder boeiend zal zijn, maar met het vorderen der jaren is hij overigens wel wat voedseltoleranter geworden.

Rond zijn 40ste vond de eerste garnaal de weg naar zijn mond (uiteraard gepeld en gekookt) en na intrede van zijn Thaise echtgenote ook wat andere Aziatische gerechten zoals nasi à la Thai en zijn favoriet: Ramen, weliswaar niet echt Thais van oorsprong, maar al een stukje opgeschoten richting verre Oosten. Ontbijt en lunch bleven verregaand onveranderd, maar qua samenstelling niet meer in steen uitgehouwen. Lapje gekookte ham of rookvlees op dat witte brood is nog wel oké, maar letterlijk nooit kaas, paté, cervelaat, jam, pindakaas, stroop, een gebakken eitje, muesli met yoghurt of wat er verder nog op het ontbijtbordje gekund had. Aan het (ontbijt-) buffet is hij een graag geziene gast, die in zijn eentje voor twee of drie veelvraten het inkoopbudget compenseert.

Hij zal zeker nooit een warm ontbijtje nemen zoals we dat allemaal van Thailand kennen, waar ook ik vaak vroeg in de ochtend al fried rice met een omelet naar binnen moet werken, bij gebrek aan de broodmaaltijd. Met een scheutje vissaus eroverheen (die met de schijfjes peper erin). Nasi om de dag te beginnen stoort me overigens niet bepaald, integendeel, al hangt je buik dan wel al op apegapen in die vroege ochtend.

Naar een onbewoond eiland zou mijn broer als 60-plusser echter naast zijn gitaar nog altijd bij voorkeur witbrood met hagelslag meenemen. Hopend dat die laatste niet smelt in de felle zon. Een losse, verdwaalde vitamine of mineraal zal er hier en daar wel eens tussen gezeten hebben, maar van ‘adh’ heeft hij nog nooit gehoord. Ligt er ook maar net aan wie die aanbeveling doet, natuurlijk. Hij heeft er echter nog geen scheurbuik van gekregen en zijn tanden, hoewel wat onregelmatig geplaatst houden, tot nu toe nog stuk voor stuk stand, terwijl ik er al een tijdje eentje kwijt ben en een tweede op kiepen staat. Mag ook wel want die tweede set gaat in mijn mond al zo’n 60 jaar mee bij slechts gemiddeld goede verzorging, maar vrij intensief dagelijks gebruik waarbij ook de suikers frequent aan bod kwamen.

Onze haren, ook de niet wilde, zijn we wel allebei zo goed als kwijt, behalve op plekken waar je ze liever niet zou hebben. Tenminste, bij mij, mijn broer zie ik sinds onze kindheid niet meer zo vaak bloot en dat zou ik ook eigenlijk niet meer willen. We komen weliswaar uit een best modern gezinnetje, maar de drang om elkaars harige billen te bewonderen komt niet bij me op en naar ik vermoed bij mijn broer evenmin. We worden er allemaal met de jaren nu eenmaal niet mooier op, enkele uitzonderingen daargelaten, maar vaak was daar dan de plastisch chirurg debet aan. Vroeger had ik een Farang schoonmoeder die niet echt het summum van vrouwelijke schoonheid was. Hartstikke, goed mensje maar als jonge man vroeg ik mij toch wel eens af hoe schoonvader het tot zeven kinderen had geschopt. Tot ik een trouwfoto zag van veertig jaar geleden en toen zag ze er al precies hetzelfde uit. Alleen wat jonger. Haar dochter zag er gelukkig al wat prettiger uit, al duurde ons huwelijk ondanks die kwaliteit net iets minder dan tien jaar. En dat lag niet aan haar.

Maar de meeste mensen gaan er toch qua oogverblindendheid wat op achteruit met het te ver vorderen der jaren. Allemaal heel natuurlijk dus absoluut niks mis mee. Is gewoon zo. Die kale kruinen van mijn broer en mij zijn overigens niet het gevolg van eenzijdige voeding, maar erfelijk met dank aan mijn vader, die al met 18 jaar behoorlijk dramatische inhammen vertoonde en met 24 jaar op zijn bruiloft nog maar over een kransje beschikte zoals Lambiek van Suske en Wiske. Nog wat later zelfs dat niet eens meer. Hij kon er zelf ook niks aan doen en gaf gewoon ongewild de waardeloze kaalheidsgenen door aan zijn drie boys. Ik maakte het als jong mens persoonlijk van dichtbij mee als de oudste zoon die vaak op vaders brede schouders plaats nam voor plezierritjes in bos en park. Tenminste, ik vond ze destijds breed en indrukwekkend, maar die van mijzelf zijn inmiddels breder. Het was gewoon een kwestie van perspectief en perceptie, denk ik achteraf. Zijn kale kruin, vóór mij dan vol in zicht en extra glimmend door zomerzweet en huidvet, kwam dan angstvallig dicht bij mijn gezichtje en toen zag ik al de bui hangen voor mijn eigen toekomst, als kind nog wars van enige erfelijkheidsleer.

Dat ik regelmatig mijn stoffen luier bij gelegenheid van zo’n lange wandeling in zijn nek volpoepte (ja ook met kinderdiarree) nam hij mij nooit in dank af en heeft hij nog jaren lang tegen mij gebruikt op verjaardagsfeestjes en andere familiebijeenkomsten. Zelfs toen ik al verkering had, al duurde dat tot heel ver in mijn tienertijd, aanvang twintig. Stank voor dank noemde hij dat dan. Toen ben ik daar dan ook maar mee opgehouden, te vernederend en ik werd ook te zwaar voor hem, want zijn schouders waren zoals gezegd breder in mijn ogen dan in werkelijkheid. Hoewel hij best een stevige vent was. Al zijn broers net als nu ook de mijne evenals een stel van mijn tantes van vaders kant werden eveneens geplaagd door deze onhebbelijkheid (de haaruitval, niet het nekpoepen), wat zeker voor de laatsten de hel moet zijn geweest want pruikjes en toupetjes voor dames waren destijds nogal schaars en onbetaalbaar, zeker in arme mijnwerkersgezinnen. Ook hun dochters, dus mijn nichtjes van vaders kant zijn tamelijk misdeeld qua dichtheid van hun kapsel en ik voel met hun mee, al wordt het thema niet gauw aangesneden op familiefeestjes om de sfeer niet te verpesten.

Het best kinderlijke menu van mijn broer heeft hem wel zo nu en dan ook wat spot opgeleverd, maar dat heeft hem vroeger nooit gedeerd en nu ook nog niet. Kennelijk maakte hij zich ook niet schuldig aan mijn nekpoepen, dat was een exclusieve bezigheid van mij, de oudste broer. Later heb ik nooit meer last gehad van dergelijke ongepaste ontlastingen; ik vermoed dat het de combinatie is geweest van jeugdig enthousiasme en de verkeerde voeding voor een boswandeling. De achteruitgang van zijn haarlijn, inmiddels tot ver achter de tonsuur, deerde mijn broer overigens wel tamelijk ernstig. Maak daar dan ook liever geen grappen over, ook al zijn ze nog zo goed bedoeld. Denk nu niet dat hij door zijn belabberde eetpatroon een slappe kneus is geworden. Hij staat zijn mannetje, kan keihard werken, weegt zelf ook zo’n 100 kg en rijdt een zware Harley (350 kg zwaar) voor zijn lol, zonder embleem op zijn jack. Dat doe ik hem niet na ondanks mijn ham en kaas op bruinbrood. Maar genoeg over mijn broer. Hij is er een beetje aan de haren bijgesleept en verdient eigenlijk zijn eigen rubriek hier en geen vermelding in de marge van mijn eetgewoonten.

Ik vind mijzelf nogal een makkelijke eter, maar mijn vrouw vindt juist van niet. Ik vind háár wel juist tamelijk makkelijk in de omgang met eten, al is ze eigenlijk ook weer niet verzot op alle westerse, maar zeker ook niet alle Thaise gerechten.

Vooral niet als die laatste bereid zijn door Indisch (als in India) uitziende koks die de  buitenlandse Thaise keukens vaak bevolken. Het is op zich een ondernemingslustig volkje dat in grote aantallen de buitenwereld verblijd met zijn aanwezigheid en vlijt, maar ze vindt standaard dat die niet veel van de Thaise keuken bakken. Ze kunnen zich beter beperken tot hun eigen nationale kost zoals de heerlijke curry’s, al dan niet vegetarisch. Zo komen ze kennelijk gewoon niet in de buurt van de authentieke smaak van het Thaise eten. Vaak is het te zeer op maat gekookt voor de smaak van de lokale, bijvoorbeeld Europese consument. Soms staan ook niet alle benodigde originele ingrediënten zomaar ter beschikking of zijn die hier im het westen te duur om royaal in een Aziatisch fastfood gerecht te verwerken. De naam is wel eenvoudig na te apen, maar de smaak is een ander verhaal. Het smaakt allemaal best goed naar mijn mening, maar we hebben het nu over die van haar en zij is de autoriteit. Mijn genietende blikken worden met haar afkeurende geneutraliseerd en dan smaakt het mij ook minder, maar nog steeds goed genoeg voor een complimentje. Het recept is dan ook speciaal voor mijn papillen herschreven. Uit vrees dat zij over mijn schouder meeleest vermeld ik erbij dat ik hierboven natuurlijk vreselijk generaliseer en ook fantaseer, omdat er ook wel eens een pareltje in de ballenbak van voedselaanbod drijft.

Als die ‘namaak’ Thaise restaurants in Nederland of buurland Duitsland zich wagen aan haar favoriete voedsel, de papaya salade gaat het echter pas echt mis. Want somtam kun je bereiden of je kunt het niet en het is niet slechts een kwestie van wat vaste ingrediënten mengen en daar dan maar wat met een houten knuppel op slaan. Het typische geluid krijgen ze wel voor elkaar maar de smaak dus niet. Maar ook de juiste komaf en huisvesting van de ‘chef’ betekent niet automatisch een 5 sterren review. Meestal slaan de somtam verkopers ook in en om Udon Thani de (kook-)plank behoorlijk mis. Ongeacht de prijsklasse waaraan het gerecht ontspruit. Fantastisch lekker kan zomaar 40 baht kosten en slechte bereiding kan niettemin overdreven duur zijn, al is somtam niet het typische gerecht voor in de haute cuisine. Feitelijk is zo’n vijselbediener niet eens een kok, want alles gebeurt zonder hitte (KOK is immers afgeleid van KOKen) behalve die van de zon, die genadeloos op de in grijs vocht drijvende en mismaakte krabbetjes neerschijnt voordat ze met de wèl doorgaans kakelverse papaya sliertjes en noedel tot gort worden geslagen. Maar wellicht kan men zich ook kok noemen zonder gasstelletje of keramische kookplaat. Een visboer loopt immers ook niet dagelijks met zijn houten klompen door de modder te waden, maar noemt zichzelf niettemin boer. En al staan de somtam dames en heren  dan nog zo deskundig kijkend te stampen en gooien naar hartelust officieel goedgekeurde ingrediënten in hun keramische vijzels, 9 van de 10 keer komt volgens mijn vrouw net niet of helemaal niet de juiste smaak in het plastiekzakje met rood elastiekje terecht. De kennelijk perfecte uitvoering van haar moeder (en ook haar eigen) is de meetlat waarlangs alle andere versies streng neergelegd worden en het dus doorgaans stuk voor stuk tegen afleggen.

Het pikante goedje is dan of net eetbaar of net niet en verdwijnt in dat laatste geval vaak regelrecht met het plastic zakje er omheen de vuilnisbak in, de vroegtijdige dood van de baby krabbetjes extra zinloos makend en het milieu flink vervuilend, al ligt men daar in Thailand nog niet zo van wakker als ik thuis. De teleurstelling is bij zo’n ‘net wel’  geval weer eens groot, vooral als bij thuiskomst iedereen lekker met zijn blote vingers tekeer wil gaan en smullen, maar de vereiste kwaliteit niet is behaald. Al wordt somtam eerder met een lepel naar de mond gebracht, waarschijnlijk wegens het nogal hoge vocht- en pepergehalte en ook omdat de geur en smaak van de vissaus anders de rest van je vakantie aan je vingers blijft plakken. Maar daar kan ik niet over meespreken, omdat ik er mijn vingers en vooral mond niet aan wil branden. Ik ben dan ook geen gemakkelijke eter. Soms is het dan wél een voltreffer, een zeldzaam mirakel, die commerciële somtam die perfect is bereid. Dat wordt dan een adresje om te onthouden. Helaas zijn niet alle koks altijd even consistent en de ene dag gooien ze wat meer van het één en de andere dag wat meer van het ander hun vijsel in. Wellicht ook afhankelijk van de op die dag beschikbare ingrediënten. Ook de gemoedstoestand van de man of vrouw in kwestie kan een grote rol spelen bij de bereiding waardoor er soms gewoon met de pet wordt gesmeten naar je somtam. En natuurlijk kun je favoriete ‘chef’ ook gewoon een vrije dag hebben en weet zijn of haar vervanger niet exact de juiste noot te treffen.

En zijn er dus thuis naast de verwarring weer lange gezichten rondom de somtam schotel te zien en wordt het spul met lange tanden weggewerkt en met behulp van een klein glaasje bier verdund met een overdosis ijsklontjes, maar gauw weggespoeld. De kleefrijst krijgt men doorgaans wel goed voor elkaar, maar dat zou mij zelfs nog lukken, al heb ik het nog nooit geprobeerd, behalve met gewone basmati rijst, maar dat telt niet.

Ik kijk dan als cultuurbarbaar hoofdschuddend vanaf de zijlijn toe. Ik ben ook niet zo van het allemaal in dezelfde schalen graaien, al gebruikt iedereen daarvoor de rechter hand en heeft die ook nog eens gereinigd vóór aanvang van de feestdis. Linkspoten zijn geen graag geziene gasten bij zulke gelegenheden. Die hebben vaak net als ik hun eigen gerechtje op de  schoot en iets in mijn blik weerhoudt anderen ervan om een garnaaltje of reepje varken van mijn bordje af te prikken. Behalve mijn lieve vrouw natuurlijk, aan haar geef ik zelfs vrijwillig en (ogenschijnlijk) genereus mijn laatste stukje vlees weg in de hoop dat ze het afslaat, maar dat zeg ik er natuurlijk voor de gezelligheid niet bij. En al zegt ze ja tegen mijn aanbod, dan vind ik dat uiteraard ook niet erg problematisch, tegen het eind van mijn portie ben ik doorgaans toch al propvol. Men kan als jonge bejaarde nu eenmaal niet meer zoveel op als vroeger, alhoewel ik nooit een schrokop geweest ben, al zie je dat er aan mijn figuur niet af. Zware botten en dik worden van de lucht zijn de vermoedelijke oorzaken daarvan.

Onzin natuurlijk, maar het klinkt plausibel en anderen gebruiken het ook als smoes om zich ongegeneerd vol te proppen.

Samen met vele van de lezers vraag ik me wel vaak af of al die pepers in de somtam niet bijzonder schadelijk zijn voor de interne organen van de smulpapen. Ik heb er zelf ooit een enkel hapje van genomen en moest toen dagenlang met ijsgekoeld water in mijn mond rondlopen om niet om te komen van de brandwonden, die men als voorbijganger als het ware kon ruiken. Nooit meer voor mij. Maar zo’n meisjesmaag krijgt ook dagelijks een vreselijke oplawaai na het inslikken van zoveel pepers, slechts aangelengd met die papaya sliertjes en de eergisteren morsdood geslagen krabbenlijkjes. Ik bedenk het niet zelf, ook zij krimpt vaak in elkaar van de pijn in het abdomen als een tuinslak waarop men sadistisch wat zout strooit. De mond kan die heftige brand nog net aan, maar het tussentraject alsmede het uitscheidingspunt moeten er genadeloos aan geloven. Ik snap ook wel dat papaya salade op bladzijde één staat van iedere reisgids en zo’n beetje valt in de categorie van beschermd UNESCO werelderfgoed, maar de maagwanden hebben evenzeer behoefte aan bescherming en krijgen deze gewoonweg niet. Maar ik zie het wellicht allemaal te extreem, als moeilijke eter. Nee, geef mij maar eerlijke Hollandse pot met een Indisch tintje, dat valt bij mij beter, soms wat zwaar op de maag, maar het spaart wel mijn maagwand.

Mijn helaas al wat langer overleden vader was een soort van hobbykok. Mijn moeder was vóór zijn dood al heel wat jaartjes van hem gescheiden, maar beweert nu nog steeds dat hij lekker kon koken. Daar had hij dan kennelijk behoorlijk indruk mee op haar gemaakt. Ik weet dat van die geweldige kookkunsten nog zo zeker niet. Hij kookte op de eerste plaats alleen maar voor feestjes. Dat was dus een paar keer per jaar. En geen 365 keer zoals destijds van  huisvrouwen verlangd werd. Mijn moeder had daar zelfs voor geleerd op de huishoudschool terwijl mijn vader een afgestudeerde mijnwerker was. Daar wringt de schoen dus alvast wat. In mijn herinnering beperkte zijn repertoir zich tot reifkoeken, halve haantjes uit de oven en grote pannen met mosselen. Afhankelijk van het soort feest en de uitgenodigde gasten. De reifkoeken waren samengesteld uit verse aardappelen en uien die door een handbediende molen gejaagd als natte slierten in een kom belandden en dan in een pan met gloeiend vet veranderden in een zeer smaakvolle traktatie. Met appelmoes erbij onverslaanbaar. Nooit waren er echter genoeg om iedereen tevreden te stellen en externe meeëters kregen bij de verdeling bovendien voorrang op de eigen bloedjes van kinderen met hun grote lege en luid knorrende magen. Over de halve haantjes kan ik kort zijn: zoveel peper erop dat ze voor die kindermagen acuut dodelijk zouden zijn geweest. Als je een stukje ervan een half uur lang met lauw water af zou spoelen  kon je het wellicht als kind binnen houden, maar dat was een theorie die nooit in de praktijk gebracht werd. Lekkerder waren dan de mosselen, gekookt met prei en selderij, maar die maakte ik me als kind zelf tegen door ze op mijn bordje te ontleden in plaats van ze met gesloten ogen te verslinden.

Zelf ben ik een redelijk AGV kok geworden in Nederland. Autodidact. Ik bereid dan, overwegend in de oven wegens het geringere risico op mislukken, een kostelijke maaltijd voor mijn samengestelde gezin. Ik eet er bij wijze van spreken mijn eigen vingers bij op en lik ze na afloop ook nog eens af, figuurlijk gesproken dan. Om mijn disgenoten nog wat extra te verwennen maak ik dan (van  tevoren) vier feestelijk ogende bordjes op die straks alleen maar even in de magnetron moeten; onze timing voor een gemeenschappelijk aanschuiven is en blijft een aandachtspunt, al wordt door sociologen nog zo hard geroepen dat je van samen eten oud wordt. Het komt niet zelden voor dat ik dan in de loop van die week vier keer zelf zo’n identiek bordje onder mijn eigen neus moet zetten omdat de andere (niet) mee-eters om verschillende (vaak gefingeerde) redenen afhaken en ik het zonde vind om mijn culinaire creaties in de gft-bak te deponeren om er de vliegen en hun larven mee te voeden.

Gelukkig kan ik soms een bordje bij mijn hoogbejaarde, maar nog steeds vaak hongerige moeder kwijt en eet ik dan slechts drie keer precies hetzelfde gerecht. Het is dat het zo lekker is, anders hadden de vliegenlarven vaker feest in hun kliko. Inmiddels ben ik geen enthousiast amateurkok meer en eet gewoon wat de pot schaft of loop even bij mijn vriend om de hoek binnen die een internationaal restaurant uitbaat en mij graag tegen een geringe vergoeding een dagje per week in de kost heeft. Ik geef toe, als ik een wat gemakkelijkere eter was, zou ik ook vaker aan kunnen schuiven bij de dames thuis, want mijn eerder genoemde echtgenote kan uitstekend koken en zelfs haar dochter onderneemt dappere voedzame pogingen, al moet die nog flink bijleren, met dank aan thuisbezorgd.nl en collega’s. Helaas ben ik wat stug van aanleg en kan niet alleen omwille van de potentiële pepervergiftiging moeilijk enthousiast worden van gerechten waarin bijvoorbeeld tal van kippenvoeten ronddrijven al dan niet met vooraf keurig geknipte teennagels. Of curry’s waar kip mèt bot in is verwerkt zodat jezelf botten uitspugend door de lekkere smaak heen moet worstelen. Of vis met graat, eigenlijk vis überhaupt, slakken, aangeklede garnalen, ingewanden, afgehakte hoofden van herkauwers of alleseters, de lijst wordt alsmaar langer. Ik lijk toch meer op mijn broer dan ik dacht, misschien niet van de buitenkant, maar wel op het vlak van voedselintolerantie.

Alleseters zullen nu deels terecht roepen gaan dat ik door mijn kortzichtige instelling tal van overheerlijke delicatessen zal mislopen in het leven. Maar dat deert mij niet zozeer. Er blijft genoeg lekkers over om mijn bestaan ook op culinair gebied één groot feest te maken. Zo groot zelfs dat mijn lichaam er danig van uitpuilt en ik eigenlijk eens een tijdje op water en brood met een vitaminepil zou moeten leven. En natuurlijk is men nooit te oud om te leren, om nieuwe pareltjes uit de Thaise keuken te ontdekken, samen met mijn lieftallige echtgenote. Maar wie de AOW-leeftijd heeft bereikt en al reikhalzend uitkijkt naar zijn AOW is vaak niet meer zo leergierig en blijft een beetje in zijn eigen strak omkaderde wereldje ronddolen, het oeroude gezegde van boer en onbekende spijzen koesterend. Want hoewel ik mijzelf dus een makkelijke eter vind, ben ik het toch waarschijnlijk niet echt.

Disclaimer: laat het bovenstaande rustig bezinken en trek daarna pas uw conclusies. Doe er uw voor- of nadeel mee, echter steeds voor eigen verantwoordelijkheid. Helaas kan ik die niet overnemen. Wees aardig of tenminste beleefd tegen de auteur, die deze waardevolle woorden, tijd en levenslessen hier immers als altijd volledig belangeloos en pro Deo heeft aangeboden ter lering, maar vooral ter (kortstondig) vermaak. En voor wie het teveel van het goed vond: pech gehad.

Over deze blogger

khun Rick

khun Rick
Khun Rick dateert van 1959 (momenteel 65 jaar), opgegroeid en nog steeds woonachtig in Zuid-Limburg. Na 40 jaar ambtenarij nu al bijna 5 jaar met vervroegd pensioen. Komt sinds 2001 regelmatig als toerist in Thailand, maar leerde zijn vrouw in Nederland kennen en is met haar vaak te vinden bij schoonmoeder in Udon Thani. Samen reizen is zijn passie, eten (helaas) ook en sporten een noodzaak. En natuurlijk schrijven: vroeger serieus en nu luchtiger.


Aantal keren gelezen: 38



Source link

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *