De zon zakt achter de horizon en gooit lange schaduwen over de smalle soi’s van Pattaya, waar de lucht zwaar hangt van zwoele hitte en de geur van streetfood. De stad brult tot leven, alsof de avond een masker is dat haar ware gezicht verbergt. Neonlichten flikkeren ongeduldig boven de ingangen van bars en clubs, als bakenen voor verloren zielen. Nok zit voor de bar, haar benen over elkaar geslagen, ogen scherp als messen. Haar lippen krullen in een halfslachtige glimlach terwijl een groepje toeristen voorbij slentert. Ze zijn luidruchtig en opgewekt, als kinderen die niet beseffen dat het speelgoed waar ze mee spelen al lang geleden stuk is gegaan.
Nok, haar naam betekent vogel, maar dat klinkt inmiddels als een grap. Haar vleugels zijn al jaren geleden gebroken, vastgepind in deze stad die haar net zo verstikt als omarmt. Haar lichaam is moe, maar haar geest staat voortdurend in de vechtmodus. “Je moet altijd klaar zijn”, denkt ze. “Klaar om te spelen, klaar om te vluchten.” Ze kijkt naar de horizon waar de laatste zonnestralen het water oplichten. Er is iets dreigends aan de manier waarop de nacht zijn greep verstevigt, alsof zelfs de lucht haar adem inhoudt.
Dan nadert een man. Niet de doorsnee toerist, iets aan zijn houding, misschien de manier waarop hij zich te zelfverzekerd beweegt, verraadt dat hij hier vaker is geweest. Zijn ogen, donker en onderzoekend, blijven even op haar hangen en er trekt een trilling door haar heen die haar zenuwen op scherp zet. Er is een spel aan de gang, beseft ze, en zij is niet alleen een speelstuk; ze is ook een pion op een bord waar de regels voortdurend veranderen. “Nog een keer, Nok,” zegt ze in zichzelf. “Nog een keer meespelen.”
“Hoeveel voor een avondje avontuur, vogelmeisje?” vraagt hij met een zelfvoldane glimlach die zo oprecht is als een bankbiljet van driehonderd baht. Ze kijkt hem aan met een blik die evenzeer een uitnodiging als een waarschuwing is. “Tweeduizend baht”, zegt ze kalm. “Of meer, als je iets zoekt wat je nergens anders vindt.” Haar stem is doordrenkt van iets wat zowel uitdagend als duister klinkt. Het is een toon die de mannen aantrekt, omdat het hen een glimp van gevaar belooft die hun saaie levens ontbeert.
Ze lopen samen naar een van de hotels aan de boulevard, een plek waar de kamers stinken naar goedkoop desinfectiemiddel en vervlogen dromen. Terwijl ze door de smalle gang loopt, voelt ze de spanning in haar lichaam opbouwen, niet als angst, maar als een soort voorgevoel. Er is iets anders aan deze man. Het is de manier waarop hij naar haar kijkt, alsof hij niet alleen haar lichaam ziet, maar iets diepers probeert te doorgronden. “Wat wil je echt?” vraagt ze plotseling, haar stem klinkt harder dan ze had bedoeld.
Hij draait zich naar haar om, zijn glimlach verandert in een grijns die iets dierlijks heeft. “Misschien wil ik wel zien of die vleugels van je nog werken,” zegt hij, zijn ogen flitsen van verlangen en iets wat veel donkerder is. Ze voelt hoe haar hartslag versnelt. Dit is geen gewone klant. Het is geen man die gewoon wil vergeten, maar iemand die op zoek is naar de rand van de afgrond en hij wil haar daar ook mee naartoe nemen.
Voor ze de kamer binnenstapt, schiet een gedachte door haar hoofd: “Ik kan nu nog wegrennen.” Maar dan hoort ze de deur achter haar dichtslaan en beseft ze dat vluchten niet meer mogelijk is. In een fractie van een seconde valt alles op zijn plek; de spanning, de manier waarop hij bewoog, zijn woorden die net iets te veel op een uitdaging leken. Dit is geen spel waarin ze kan winnen. Dit is overleven.
Maar Nok is niet het type dat makkelijk toegeeft. “Als je denkt dat je me kunt breken, moet je harder proberen,” sist ze, terwijl ze een stap naar hem toe zet, haar ogen recht in de zijne geboord. Het is een moment van stilstand, een duistere dans tussen roofdier en prooi, waarbij de rollen nog niet zijn vastgelegd.
De nacht sluit zich om hen heen en de geluiden van de stad worden gedempt, alsof de wereld zelf de adem inhoudt om te zien hoe dit gaat eindigen. Ze weet dat het niet alleen om geld gaat, of om lust, maar om iets veel diepers een hunkering naar iets wat ze misschien zelf niet kan benoemen. En terwijl ze hem langzaam dichter naar zich toe trekt, voelt ze een soort triomf, hoe vergankelijk ook. “Als ik een vogel ben”, denkt ze, “dan is het tijd om te laten zien dat ik nog kan klauwen.”
Over deze blogger
-
Mijn leeftijd valt officieel onder de categorie ‘bejaard’. Ik woon al 28 jaar in Thailand – probeer dat maar eens na te doen. Nederland was ooit het paradijs, maar het raakte in verval. Dus ging ik op zoek naar een nieuw paradijs en vond Siam. Of was het andersom en vond Siam mij? Hoe dan ook, we waren elkaar goed gezind.
De ICT zorgde voor een regelmatig inkomen, iets wat jullie ‘werk’ noemen, maar voor mij was het vooral een tijdverdrijf. Schrijven, dat is de echte hobby. Voor Thailandblog pak ik die oude liefde weer op, want na 15 jaar zwoegen verdienen jullie wel wat leesvoer.
Ik begon op Phuket, verhuisde naar Ubon Ratchathani, en na een tussenstop in Pattaya woon ik nu ergens in het noorden, midden in de natuur. Rust roest niet, zeg ik altijd, en dat blijkt te kloppen. Hier, omgeven door het groen, lijkt de tijd stil te staan, maar dat doet het leven gelukkig niet.
Eten, vooral veel – dat is mijn passie. En wat maakt een avond compleet? Een goed glas whisky en een sigaar. Dan heb je het wel zo’n beetje, vind ik. Proost!
Foto’s, daar doe ik niet aan. Ik sta er altijd lelijk op, terwijl ik toch weet dat Brad Pitt erbij verbleekt. Het zal wel aan de fotograaf liggen, denk ik dan maar.
Aantal keren gelezen: 455