ylliX - Online Advertising Network
Een dag op het platteland

Een dag op het platteland


Verhaaltjes over het platteland van het Noordoosten verspreiden zich in deze tijd van het jaar als een olievlek over Thailandblog.

Wie van plan was daar nog een editie aan toe te voegen kan dat maar beter achterwege laten of moet het schrijfsel aanprijzen als bezien vanuit een andere invalshoek. Per slot van rekening hebben wij het over een behoorlijke lap grond waar Nederland en België samen met gemak een paar keer in passen.

Kennelijk is gekozen voor optie twee, ook om gratis mee te liften op de hausse en de aansluiting niet te missen. Maar met wat kanttekeningen. Wie als correspondent op onze mooie blog een allemansvriend wil worden moet van goeden huize komen. Ik probeer dit schrijvers Nirvana (binnen de grenzen van het literair mogelijke en wenselijke) te bereiken, maar weet niet of het uiteindelijk lukken gaat, waarschijnlijk niet. Zit er geen controverse in een stukje tekst dan wordt het immers al gauw voor velen te saai. Als het thema polariserend genoeg is maakt het daarentegen de gemoederen lekker los en ontstaan er discussies onder waar de Thaise zwerfhonden soms geen brood van lusten.

En daaraan wil ik liever niet bijdragen. Het maakt mij onrustig en ook eigenlijk wel ongelukkig. Sommigen genieten er natuurlijk juist wel van en gooien waar mogelijk nog wat extra brandstof op het vuur, soms heel vaardig gecamoufleerd als ‘constructieve bijdragen’ en soms gewoon recht voor de raap. En voor we het weten zijn we net als in corona-tijd of in de Verenigde Staten opgedeeld in twee onverzoenbare kampen. Respect en beleefdheid zijn dan de eerste slachtoffers en daarna volgt volledige blindheid voor de visie en mening van de ander, die dan ook nog eens te vuur en te zwaard bestreden moet gaan worden.

Bovendien worden dit soort opruiende verhalen ook niet méér gelezen (als in views) dan de neutrale, vriendelijke versies, nee er ontstaat veel meer een nieuw verhaal onder, dat een geheel eigen leven gaat leiden en het initiële schrijfsel raakt soms volledig ondergesneeuwd in het geschreeuw over en weer.

Natuurlijk is het nog niet zover in de Thailandblog. Tot op zekere hoogte blijft de commentaarsectie hier nog geciviliseerd, deels ook met dank aan onze alerte moderator, maar het gevaar om te verworden tot een Gordon-achtig roddelmagazine ligt wel degelijk op de loer. Ik heb het hierboven niet primair voor het shockeffect wat vet aangezet, nee het thema ligt mij na aan het hart. Ik ben geen pacifist pure sang maar voor mij moet de Thailandblog een oord zijn van informatie, amusement, gezelligheid, humor en bovenal vredigheid. Ik word een jaartje ouder en ben ook best wel moe van (bek-) gevechten, van mezelf en van anderen. Als ik hatelijkheid en rottigheid wil meemaken kijk ik wel naar het wereldnieuws of onze nationale politici aan het werk. Ik schuw natuurlijk objectieve verslaggeving over rampspoed niet, ook hier niet, want dat is gewoon een spiegelbeeld van de werkelijkheid. Het is meer hoe er op die beelden wordt gereageerd en hoe die reacties onze micromaatschappij splijten, erger nog dan de rampspoed zelf. Ik begrijp ook wel dat de één een goeie horrorfilm waardeert en de ander liever weg zwijmelt bij de zoveelste Sisi-achtige Hallmark verfilming. Ieder zijn eigen voorkeur. Zelf zit ik ook meer in categorie één. Maar dan wel als het om cinematografie gaat.

Omdat dit voorwoord mogelijk ook aan de door mij zo gevreesde verhitting van de gemoederen bijdraagt zal ik nu overgaan tot het minst controversiële artikel dat mijn pen ooit voor deze blog heeft voortgebracht. Eenmalig, gelukkig want ik schuw een tikje ironie of geprikkel uiteraard evenmin als andere hobbyschrijvers hier, maar bij voorkeur wel in een vredelievende dosering.

Wie mij in deze vertelling echter toch nog kan betrappen op een chargerende passage verdient daarmee een glaasje bier bij onze eerstvolgende fysieke ontmoeting, hier in Nederland of in Thailand waar ik binnenkort weer te gast zal zijn. Ik neem dan zelf een lekkere frisse cola light tot mij, uiteraard uit glas of blik om microplastics uit mijn lijf te weren.

Wie zich tijd en moeite getroost om het verhaaltje in zijn geheel en aandachtig door te lezen zal getrakteerd worden op een natuurgetrouwe en authentieke beschrijving van een typische werkdag van een keuterboer uit het prachtige en veelal ondergewaardeerde Noordoosten van de al even mooie rest van het land. Lees het meermaals en beland zelfs volledig van de kaart, maar mateloos bevredigd in het boven door mij aangehaalde lezers Nirvana.

Een rustige dag op het platteland van Isaan

Behalve op plekken waar dat niet het geval is, blijft het Noordoosten over het algemeen overal plat. In de zin van boerenland, want juist op het platteland, vindt men tal van bergruggen die zich min of meer van Oost naar West begeven of andersom. Het is een uitgestrekte regio, die niet alleen de graanschuur van Thailand is (of misschien is rijstschuur een betere benaming) maar ook de hoofdleverancier van vriendelijke, lekker gebruinde, hardwerkende mannen en vrouwen die de rest van het land voorzien van gewillige en vlijtige arbeidskracht in een brede variatie van werkzaamheden. Zeker als de temperaturen niet al te ver oplopen, want dan ligt iedereen, van noord tot zuid op apegapen. Ik heb eens hulpvaardig aangeboden een vrachtje bestelde plavuizen van de pick-up af te halen, maar moest na twee doosjes al aan de zuurstof, die natuurlijk niet ter plekke aanwezig was, dus ik moest het maar doen met even rustig in de schaduw zitten gaan, de meewarige lachjes van de pezige Global mannetjes negerend.

Kijk niet verbaasd op als je opeens in een restaurantje op een tropisch eiland of op een bouwwerf, een massagesalon of Robinson’s in hartje Bangkok in het onvervalste Isaans wordt aangesproken. Ik zou het zelf niet verstaan, maar wie er vandaan komt uiteraard wel. Ik vind het dan ook fijne luitjes. Althans, de paar die ik wat beter ken. Niet dat ze met kop en schouders boven de rest van het land uitsteken qua aardigheid, want dat zou weer onrecht doen aan de andere bewoners van het immense land. Maar ze kunnen goed wedijveren met wie ze wel eens afstempelen wil als kwalitatief minder dan gemiddeld. Het soort generaliserende gepraat dat ook wel eens in Nederland over Limburg en de Achterhoek te horen is (wie aandachtig leest, ook in deze blog). België kent zo ook blijkbaar zijn eigen binnenlandse tegenpartijen. Mijn vroegere Duitse collega wist mij te vertellen dat de vrouwen uit Isaan allemaal, maar op één ding uit zijn in tegenstelling tot de zijne uit de Bangkok omgeving. Ze houden niet van hun Farang maar van zijn portemonnee. Op zich was het tot dan best een aardige vent, slechts lichtelijk gehersenspoeld door zijn ‘elitaire’ echtgenote, die met haar hatelijke uitlatingen eigenlijk het tegenovergestelde bewees.

Helaas deelde mijn collega deze wijsheid, wellicht zelfs uit een goed hart, met mij in aanwezigheid van mijn prachtige en liefdevolle vrouw uit Udon Thani. In mijn regio thuis verstaat helaas iedereen wel een paar woorden Duits, ook de lang geleden genaturaliseerde Nederlanders. Onze vriendschap liep er een flinke deuk door op. Bijna total loss. Hij heeft het later nog wel wat vergoelijkt, maar het blijft een sta in de weg voor een vriendschappelijke co-existentie. Hoeft ook niet; hij zit met zijn liefje ergens aan de kust en ik hier met de mijne in Zuid-Limburg of ver weg in Udon. Ik ben totaal gelukkig met mijn (en uiteraard haar) partnerkeuze. Bij mijn makker ligt dat vaak anders, maar hij vindt wel enorm veel troost daarvoor in de wodkafles, al draai ik niet fulltime mee in zijn gezinnetje voor een volledig objectief oordeel daarover en is die drank opmerking eerder kwaadaardig geroddel mijnerzijds wegens de kwetsende woorden over mijn vrouw en haar vele lotgenoten. In het geval van ongelijk bij deze mijn excuses voor deze hatelijke opmerking mijnerzijds. Maar laat ik nu uiteindelijk toch nog ter zake komen voordat de wat gehaaste lezer al afhaakt voor het eigenlijke verhaaltje begonnen is.

Dus nu echt: die rustige dag in Isaan

Mijn toenmalige vlam stamde uit de provincie Kalasin, uit een of ander moeilijk te vinden boerengehuchtje, dichter bij Udon Thani city dan bij de gelijknamige hoofdstad van Kalasin. Haar familie was bijzonder aardig tegen mij, zonder winstbejag. Gewoon blij met mij als schoonzoon en vaderfiguur voor hun wat wilde en licht ontvlambare dochter. Ze beschikten over een mooi en ruim teakhouten huis aan de rand van de velden en akkers. De aanschaf van de planken daarvoor zou je bij de Praxis een vermogen gekost hebben, nog maar afgezien van het verbod op tropisch hardhout hier (tenzij met certificaat, maar dat zat er niet bij). Zij hadden ze gehaald op hun eigen land of dat van de buren voor een habbekrats. Op het interieur leek dan weer wat bezuinigd te zijn. De meer dan 100 m² vloeroppervlakte van de woonkamer bevatten alleen maar een vitrinekast met zelfgemaakte kussentjes en dergelijke erin.

Ik zag ze altijd kleurrijk door de raampjes naar buiten loeren. Aan de muur hing de vorige koning in kalendervorm en een Seiko klok met quartz uurwerk op batterij. De keuken lag achter het huis en daarachter, maar losgekoppeld van het hoofdgebouw weer de donkere wc/douche. Alles in Spartaanse en traditionele uitvoering. Een houtskool pot om op te koken, twee verhoogde voetstappen met een gat in het midden als toilet en een gemetselde waterbak met plastic kommetje om de wc door te spoelen en te douchen. (Het toiletmodel zal ongetwijfeld weemoedige herinneringen oproepen bij onze Zuiderburen; op de Belgische campings weigerde ik in mijn jeugd het hele weekend lang te de-composteren wegens die pedalen).

Naderhand kwam er een eenvoudig bankstel bij voor in de woonkamer en een heuse wc-pot zonder bril in een nieuw speciaal voor hem gebouwd schuurtje van steen. Het oude sanitaire bouwsel was toen verdwenen, na misschien wel een eeuw trouwe dienst. Ik heb geen C14 datering gedaan, maar het zag er gewoon zo stokoud uit. Douchen en doorspoelen bleef een traditioneel gebeuren met het Tupperware bakje, waarvan de producent helaas onlangs ter ziele ging. Het douchewater kon dan door een gaatje in de hoek de tuin in en nieuwsgierige kikkers erdoor naar binnen. Vaak heb ik oog in oog gezeten op mijn gloednieuwe potje,  verwikkeld in een staarwedstrijd met een net als ik verbaasd en geschrokken kijkend amfibie. Op zich schattige beestjes, maar niet als je net midden in de nacht in gevecht met een angstaanjagend, maar hardnekkig bruin monster bent verwikkeld (excusez le mot).

Slapen onder roodgloeiende golfplaten

In tegenstelling tot de rest van de familie was er voor de gasten een slaapkamer op de eerste verdieping aangebracht, met boven het hoofd het dak van metalen golfplaten wat voor grote hitte zorgde overdag (en tot lang na zonsondergang) en luid geroffel bij regen. Isolatie en airconditioning waren nog niet zover landinwaarts doorgedrongen. Ventilatoren gelukkig wel al. Heel toeristisch, allemaal, voor wie het ware Thailand wilde beleven. Buiten stonden ook een aantal grote wel twee meter hoge aardewerken vaten die gebruikt werden voor opvang van de regen om kosten te besparen op de waterrekening. Sommige wat kleinere exemplaren hadden

geen deksel en ik was altijd doodsbang dat mijn zoontje er op de kop in zou duikelen met bijzonder fatale gevolgen. Ik wist uit het Thaise (roddel-) journaal dat zoiets wel eens voorkwam op het platteland. Niet vaak, maar elk verloren kind is er eentje teveel, al worden ze tegenwoordig her en der met grof geschut in hoge aantallen geslachtofferd, maar (behalve in het verkeer) gelukkig niet in Thailand. Nachtmerries had ik ervan en als we zoonlief achterlieten bij de natuurlijk overigens zeer zorgzame schoonfamilie vroeg ik wel vijf keer hem bij die tonnen weg te houden. Ik wilde ze zelfs even voor ze kapot tikken, maar ze zagen mijn angsten meer als schattige farang onnozelheid, hun eigen journaal negerend. Er is nooit wat gebeurd met de kleine man overigens, behalve ontelbare muggenbeten, maar daar heeft hij niks aan overgehouden. Voor zover ik dat als niet medicus kan inschatten vanzelfsprekend.

Ik kon er redelijk aarden, hoewel de periode met die Franse toiletten toch lichte trauma’s heeft opgeleverd. Ik vond dat gewoon geen fijne bezigheid op die manier. Ik was zelf overigens ook een zeer graag geziene gast bij de plaatselijke muggen, die telkens en vooral bij afgezakte broek bijzonder verheugd hun kaken, tandjes of slurfjes in de blanke huid van mijn ontblote achterwerk zetten als welkome en nogal smakelijke afwisseling op de taaie, rimpelige vellen van de landarbeiders uit eigen dorp.

Speciaal voor mijn innerlijke mens werd dagelijks een neefje per bromfiets het dorp in gestuurd waarna ik voldaan op mijn nieuwe bankje zittend pad Thai of kip cashew knabbelend kon neerkijken (door het hoogteverschil) op mijn lieve schoonfamilie die op hun ruime rieten matten zittend evenzeer of meer genoten van hun mij verder onbekende en weinig verlokkend ogende Isaanse specialiteiten. Dat afwijzende is een kwestie van onbekend maakt onbemind geweest en is nog steeds het geval.

Op de tractor door de velden hobbelen

Na het ontbijt trokken dan dagelijks enkele familieleden naar het zo’n 2 kilometer verderop gelegen akkerland om er allerhande gewassen te gaan bewerken en als een soort van culturele onderdompeling mocht ik een keertje mee. Ik kreeg een hoedje op van één van de ooms of tantes, om mijn al wat kalende kruin in bescherming te nemen tegen de agressieve middagzon. Lange mouwen en idem broek om zoveel mogelijk van de overige huid te bedekken. Mijn mooie witte huidje mocht niet verkleuren, opdat mijn moeder thuis mij en mijn schoonfamilie niet kon beschuldigen van verplichte landarbeid.

De rit op de ‘rot tai’ duurde zowat een half uur met mijn favoriete zwager aan het stuur. Als onderdeel van mijn vakantie-ervaring mocht ik het ook eens een stukje proberen, maar mijn dubbel zo dikke armen deden het nog niet half zo goed als die van de professionele boer en mijn inzet was dan ook van zeer korte duur toen ik keer op keer richting greppel stuurde. Best akelig voor mijn passagiers en niet minder voor mijzelf. De pijn in mijn armen viel dan nog wel mee na zo’n korte fase aan het stuur, wat voor mijn ruggengraat niet gezegd kon worden. De vering op ons landbouwvoertuig beperkte zich helaas tot de lucht in de banden en het hobbelpad deed de rest. Het deed mij terugdenken aan mijn dagelijkse ritten van de oostelijke mijnstreek naar Brussel, vice versa met dien verstande dat mijn BMW behoorlijk was afgeveerd (excuus naar de enkele Belgische blog bezoekers voor dit cliché, dat soms plots opduikt net als de eveneens verzonnen gierigheid van de Hollanders; wij zijn niet gierig en de Belgische straten zijn in realiteit zo glad als de huid van een maagdelijke puber).

 

No killing fields in Thailand, gelukkig maar

Op onze route passeerden wij landschappen die mij herinnerden aan de film ‘the killing fields’, niet vanwege de talrijke en vreselijke verhoogde afscheidingen, gevormd door een enorm aantal menselijke botten (wat hebben we allemaal tranen met tuiten gehuild, alweer 40 jaar geleden), maar door de enkele verspreide en gelukkig nog springlevende mensjes die in dikke, zonwerende kleding en met grote rieten Thaise sombrero’s op, voorovergebogen het drassige land stonden te bewerken.

Een prachtige, zonovergoten omgeving en zo totaal anders dan in ons kikkerlandje. Net zo’n schilderij van fluoriderende verf op zwart fluweel, hoewel dat door de kleur van het canvas doorgaans nachtelijke scenes waren.

Na een tijdje arriveerden we dan bij het kleine hutje dat eigenlijk een schuin dakje boven een rieten zittafel was. Iedereen kent ze. Ik mocht er plaats opnemen en de rest ging dapper aan de slag. Toen mijn verveling na enkele uren duidelijk werd, mocht ik ook voor een test even de vlijmscherpe sikkel ter hand nemen. Nadat ik er enkele keren gevaarlijk mee uithaalde naar mijn enkels werd ik echter vriendelijk verzocht het levensgevaarlijke werktuig weer in te leveren om eventueel en mogelijk fataal bloedvergieten te voorkomen. Een EHBO-doos was niet voorzien en 112 evenmin. Een half uur rot tai met half afgehakte onderbenen en spuitende slagaders bovendien ook geen werkelijk gezond alternatief, dus voorzichtigheid was de enige voorziening.

Om mij wat minder bloeddorstig vertier te bieden werd ik met een schoonzus, een lege colafles en zo’n smalle Thaise spade de velden ingestuurd om een soort van grondsprinkhanen uit te gaan graven ter consumptie in de avonduren zoals wij hier in de kou een bakje olijven of popcorn nuttigen aan de TV.

Na een uurtje was de grote fles half gevuld met onze wat versufte en verblinde slachtoffertjes, die wanhopig over elkaar heen kropen in hun PET-gevangenis, wat eigenlijk hun dodencel was. Microplastics waren hun minste zorg in deze fase van het leven. De sukkelaars gaven allemaal hun verbergplaats prijs door een piepklein molshoopje achter te laten bij de ingang van hun ‘geheime’ tunnels. Als dierenvriend vond ik onze insectenjacht wel wat wreed, maar ik onderwierp mij maar voor die ene keer aan cultuur en gebruiken van mijn gastheren.

Een onschuldige kip moet er eveneens aan geloven

De hitte was overigens de gehele tijd nagenoeg ondraaglijk, maar dat had wel als pluspunt dat ook de giftige slangen ergens ondergronds wachtten op verkoeling. In al mijn jaren Thailand ben ik er nooit een tegengekomen, behalve op foto’s, maar dat komt ook doordat ik in Thailand doorgaans stadsmens ben.

Van onze jachtbuit heb ik er die avond eentje gefrituurd naar binnen gewerkt, maar niet van ganser harte. Het beestje deed beslist zijn of haar best om bij me in de smaak te vallen en deels lukte dat ook, maar een gewoonte is het voor mij niet geworden, ondanks de natuurlijke herkomst, de talrijke proteïnen en het lage prijskaartje, als je eenmaal in Thailand bent natuurlijk.

Maar eerst was het nog lunchtijd op de akker. Ik zag nergens een lunchpakket dus mijn maag en ik waren buitengewoon nieuwsgierig. De oudste zwager, die normaliter liever thuis bleef zitten met een pilsje in de hand was voor de gelegenheid toch mee de verzengende hitte ingetogen als eerbetoon aan de eega van zijn kleine zus. Hij toverde plots zijn katapult tevoorschijn en vuurde een paar knikkergrote kiezels af op de rondscharrelende kippen, die algauw onraad roken en het op een lopen zetten. Helaas voor één van de gevleugelde maar effectief gekortwiekte dames trof zo’n projectiel dodelijk zijn doel en niet lang erna lag zij geplukt en wel te pruttelen in een ondergronds oventje, speciaal voor haar gegraven als een geïmproviseerd en ondiep surrogaat kippengrafje. Zielig natuurlijk,  maar het was de meest denkbaar verse kip ooit, al was zij lang niet zo mals als een versie van de markt hier uit de plofkip industrie. Doe mij die laatste maar. Wel een ellendig leven, maar een nette machinale dood en daarna in een behoorlijke oven in plaats van een gat in de grond op een oververhitte rijstakker. Maar dat is een kwestie van smaak. Te vers is ook niet ideaal, soms had ik het gevoel dat het beestje nog bewoog in mijn mond, maar dat kan ook inbeelding van mijn kant geweest zijn. Moet eigenlijk wel, want ik was zelf een uurtje geleden ooggetuige geweest van de vakkundige, maar oh zo pijnvolle voltreffer van zwager en zijn katapult. Ik verlegde het accent maar wat naar de inhoud van het altijd aanwezige rijstmandje, bij gebrek aan ander voedsel.

In mijn lompheid had ik kennelijk nog 2 of 3 kuikentjes permanent verlamd door ze met mijn maat 44-ers per abuis te betreden. Zo deelde de familie mij mee. Ze waren dan ook nauwelijks waar te nemen geweest in het hoge Thaise gras. Ik bedacht dat we daarnaast hun moeder of tante wellicht ook nog hadden neergeknald en verorberd en zo een gigantisch familiedrama moeten hebben veroorzaakt. Ik had wel niet persoonlijk de trekker overgehaald en ook maar een klein hapje van moeders/tante genuttigd, maar dat ontsloeg mij natuurlijk niet van medeplichtigheid. Uit zelfbescherming heb ik nog geopperd dat de blessures misschien niet door mij veroorzaakt waren, maar waarschijnlijk typische gevallen van kippenpolio betrof of het gevolg van de verlammende beet van een giftige veldslang, maar mijn collega’s boerenknechten lachten mij alleen maar heel on-Thais recht in mijn gezicht uit. Mijn suggestie om voor de arme beestjes dan een soort looprekje te maken werd eveneens weggehoond. Er nu in alle rust op terugkijkend zie ik zelf ook wel in hoe kansloos mijn lijmpogingen van destijds waren.

Ook dit trauma heb ik nog jaren met mij meegedragen, erger nog dan de onsmakelijke taferelen op de squat wc achter het huis. Niet te vergelijken met het leed onder de kippen, uiteraard maar toch bijzonder pijnlijk. Ik overwoog destijds nog voor even om vegetariër te worden of zelfs veganist, maar dat kwam er dan toch uiteindelijk niet van. De hypocrisie ten top natuurlijk, maar intussen heb ik weer menige kilo kip of onderdelen ervan naar binnen gewerkt, alleen nooit meer zo’n verse. Ik las pas van een man (waarschijnlijk in de VS) die opzettelijk twee keer zoveel vlees of kip ging eten om één dappere vegetariër ergens op de planeet dwars te zitten (en eigenlijk te cancelen), maar dat vond ik ronduit verwerpelijk. Misschien dat ik zelf ooit ga halveren en vind ik daar nog een partner in crime bij, dan zijn we samen toch één vegetariër rijker geworden. Het blijft echter verleidelijk voedsel waar die arme beestjes me lekker mee maken en daarmee een moeilijke stap.

De zon gaat langzaam weer onder

Zo ging de dag langzaam ten einde, geheel zonder modern entertainment, zelfs geen draagbaar transistor radiootje was uitgenodigd voor de tocht naar de rijstvelden. Een bijzondere dag. Zwager twee was meer van de vuurwapens en had in de aangrenzende maisvelden die in volle bloei stonden een stel macrobiologische ratten neergeknald, die uitsluitend opgetrokken waren met verse maïs en daardoor even gezond, smakelijk en voedzaam als een maïskip uit het Westen. Ik heb toch maar geopteerd voor mijn bakje pad Thai van het buurdorp terwijl de rest verlekkerd aan de ratten zaten te knabbelen. Dit laatste stukje is overigens een dramatisering en verminking van de werkelijke afloop. Het geroosterde vlees van de onfortuinlijke knagers was meer een hartige snack voor de jagers en werd met een flinke slok bier weggespoeld.

De rest van de familie hield het bij de gebakken sprinkhanen (al waren dit ondergrondse modellen die niet konden springen, maar wel tamelijk goed graven. De mollen onder de insecten, zeg maar). Mijn zoontje mocht ook proeven, maar dan zonder het bier en vond de BBQ mouse best te pruimen. Hij is dan ook 1/2 Thai, al zou hij nu als jonge volwassene ook vriendelijk afslaan. De genen en gewoonten van Farang papa hebben die van zijn moeder wat overstemd. Althans, wat eetcultuur betreft.

De rustige, maar niettemin onvergetelijke dag op het platteland van Isaan was voorbij en morgen zou er gewoon weer een nieuwe aanbreken, deze keer dan wel zonder mij.

Over deze blogger

khun Rick
khun Rick
Khun Rick dateert van 1959 (momenteel 65 jaar), opgegroeid en nog steeds woonachtig in Zuid-Limburg. Na 40 jaar ambtenarij nu al bijna 5 jaar met vervroegd pensioen. Komt sinds 2001 regelmatig als toerist in Thailand, maar leerde zijn vrouw in Nederland kennen en is met haar vaak te vinden bij schoonmoeder in Udon Thani. Samen reizen is zijn passie, eten (helaas) ook en sporten een noodzaak. En natuurlijk schrijven: vroeger serieus en nu luchtiger.

Aantal keren gelezen: 130



Source link

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *