ylliX - Online Advertising Network
'Een redder of een meesteres in bedrog?'

‘Een redder of een meesteres in bedrog?’


De lucht in de luxe club in Bangkok is een soort cocktail van dure parfum en de typische droge geur van een overijverige airco, een mix van verlangen en verveling die kleeft aan elk hoekje van de ruimte. Tom, een succesvolle CEO van een internationaal bedrijf, zit enigszins verveelt aan een tafel, ogen half dichtgeknepen, handen losjes om zijn whisky. Zijn zakenreis zit er bijna op en daarna weer businessclass terug naar zijn gezin in Nederland. Hij ziet eruit alsof hij hier hoort, alsof deze plek hem op de een of andere manier gevormd heeft, al is hij hier nog maar een paar dagen. Of misschien is hij gewoon goed in maskers, zijn eigen maskers, net als die van iedereen om hem heen.

De deur zwaait open en daar staat ze. Nit, het frêle popje met glanzend zwarte haren en betoverend bruine ogen in een eenvoudig maar stijlvol en uitdagend jurkje dat losjes om haar heupen valt alsof het daar thuis hoort. Ze heeft het soort gezicht dat de indruk wekt dat ze altijd lacht, maar haar ogen zijn anders. Haar ogen zeggen dat ze alles al heeft gezien. Het soort ogen dat iemand alleen krijgt door steeds weer hetzelfde spel te spelen en nooit te verliezen. Ze kijkt de ruimte rond en haar blik blijft hangen op hem, net lang genoeg om te laten weten dat zij de touwtjes in handen heeft.

“Hello, mister,” zegt ze zacht, een zinnetje dat ergens bijna als een grap klinkt, alsof ze er zelf ook niet meer in gelooft. Maar dat hoeft ook niet. Het is genoeg dat hij erin gelooft.

“Wil je bij me zitten?” Zijn stem klinkt scherper dan hij bedoelde. Hij probeert het te verzachten, maar dat lukt niet helemaal. Er is iets aan haar blik, iets aan de manier waarop ze naar hem kijkt alsof hij doorzichtig is dat hem even uit balans brengt. Ze zet zich neer, haar hand lichtjes op de zijne. Het is een subtiel gebaar, maar het zegt meer dan duizend woorden. Ze speelt het spel perfect, al weet hij dat ze het uit haar hoofd kent.

“Je bent niet de eerste die hier komt”, zegt ze, de woorden als druppels honing uitgespreid. Haar ogen blijven onafgebroken op hem gericht, de schemerige glimlach blijft hangen. Hij zou haar kunnen vragen wie de anderen waren, maar dat wil hij niet weten. In haar ogen wil hij iemand zijn die niet vergeleken hoeft te worden, iemand uniek, zelfs voor één nacht.

Hij vraagt haar naar haar leven en ze begint te vertellen, alsof ze gewillig en open is, maar haar woorden zijn zorgvuldig gekozen, strategisch. Ze beschrijft de rijstvelden van Isaan, de eindeloze hitte en de lange dagen. Haar broer, haar moeder, de zorg, de schaarste. Het klinkt als een soort sprookje, maar zonder de belofte van een goed einde. Hij knikt, zijn gezicht bezorgd, zijn blik op haar gezicht gericht. Voor een moment vergeet hij zichzelf. Hij ziet haar. Echt ziet haar. Of hij gelooft dat hij dat doet.

“Je gelooft me, nietwaar?” Haar stem is zacht, haar woorden als spelden die door zijn zelfbeheersing prikken. Hij knikt. Hij wil het geloven, hij moet het geloven. Omdat het alternatief te grimmig is, omdat het betekent dat hij zich opnieuw heeft laten vangen, opnieuw zijn eigen leegte voor iets anders heeft aangezien.

Ze leunt dichter naar hem toe, haar lippen op het punt van zijn oor. Hij ruikt haar zoete zwoele parfum en voelt haar adem lang zijn oor glijden “Ik kan je gelukkig maken, meer dan iemand anders dat ooit heeft gedaan.” Haar woorden zijn fluweelzacht, maar met een scherpte die hij niet had verwacht. Het voelt alsof ze hem niet zomaar gelukkig wil maken, maar hem wil ontleden, laag voor laag, totdat er niets meer overblijft.

Hij voelt een kilte opkomen, een plotse helderheid die de whisky en het schemerlicht kort verdreven hebben. Hij ziet haar plotseling zoals ze is: een meesteres van haar vak, een vrouw die haar rol speelt als een actrice die haar kostuum aandoet. En toch, zelfs in dat doorzichtige moment, merkt hij dat hij haar niet weg wil duwen. Hij wil blijven. Omdat hij, net als zij, op zoek is naar… iets, naar warmte, naar betekenis, naar iets wat hem even doet vergeten wie hij echt is.

Ze houdt zijn blik vast en grinnikt, alsof ze zijn gedachten gelezen heeft. “Blijf nog even hier of moet je weg?” Haar woorden zijn tegelijk vriendelijk en wreed, alsof ze weet dat ze zijn laatste stukje controle in handen heeft en het langzaam verpulvert.

“Wat wil je echt van me?” vraagt hij uiteindelijk, zijn stem doffer dan hij wilde. Ze haalt haar schouders op, een beweging zo nonchalant dat het pijn doet.

“Misschien geld”, antwoordt ze, lachend maar zonder glimlach. “Misschien iets anders. Je hebt toch genoeg, nietwaar?”

Hij slikt, voelt het gewicht van zijn leegte zwaarder worden. Hij weet wat dit is, maar hij wil het niet weten. Hij wil dat dit een keuze is, dat hij hier is uit vrije wil en niet uit een wanhoop die hij niet kan benoemen. Maar zij ziet het. Ze ziet alles.

“Wat heb jij eraan?” vraagt hij, een tikkeltje uitdagend. “Je speelt het spel. Je wint. Maar wat is de winst voor jou?”

Ze kijkt hem aan, haar ogen donker en vastberaden. “Ik win niet”, zegt ze met een schaduw van melancholie. “Ik overleef.” Haar woorden klinken als een doodvonnis, maar ze lijken haar niet te deren. Ze heeft over zichzelf al geoordeeld, haar leven in balans gebracht en de prijs betaald. Hij is niets meer dan een passage, een hoofdstuk in haar boek vol westerse mannen die allemaal iets denken te zoeken dat ze niet vinden.

Ze tikt met haar nagels op zijn glas en kijkt hem aan met een blik die hem tot op het bot doorboort. “Kies, mister,” zegt ze uiteindelijk. “Of blijf en speel het spel, of ga weg en zoek iets echts, als dat al bestaat.” Haar stem is even zacht, even verleidelijk, maar hij voelt de diepte ervan nu, de echo van alle mannen die zijn gegaan en gekomen en de leegte die ze achterlaat.

Hij staat op, half versuft, voelt zijn benen zwaar worden. Hij wil weglopen, maar hij doet het niet. Hij blijft staan, ogen vastgenageld op haar gezicht, op de schijnbare perfectie die slechts een masker blijkt. Hij weet dat hij zal blijven, nog een keer, nog één avond, omdat hij te veel hunkert naar de leegte die zij vult…

Over deze blogger

Farang Kee Nok

Farang Kee Nok
Mijn leeftijd valt officieel onder de categorie ‘bejaard’. Ik woon al 28 jaar in Thailand – probeer dat maar eens na te doen. Nederland was ooit het paradijs, maar het raakte in verval. Dus ging ik op zoek naar een nieuw paradijs en vond Siam. Of was het andersom en vond Siam mij? Hoe dan ook, we waren elkaar goed gezind.

De ICT zorgde voor een regelmatig inkomen, iets wat jullie ‘werk’ noemen, maar voor mij was het vooral een tijdverdrijf. Schrijven, dat is de echte hobby. Voor Thailandblog pak ik die oude liefde weer op, want na 15 jaar zwoegen verdienen jullie wel wat leesvoer.

Ik begon op Phuket, verhuisde naar Ubon Ratchathani, en na een tussenstop in Pattaya woon ik nu ergens in het noorden, midden in de natuur. Rust roest niet, zeg ik altijd, en dat blijkt te kloppen. Hier, omgeven door het groen, lijkt de tijd stil te staan, maar dat doet het leven gelukkig niet.

Eten, vooral veel – dat is mijn passie. En wat maakt een avond compleet? Een goed glas whisky en een sigaar. Dan heb je het wel zo’n beetje, vind ik. Proost!

Foto’s, daar doe ik niet aan. Ik sta er altijd lelijk op, terwijl ik toch weet dat Brad Pitt erbij verbleekt. Het zal wel aan de fotograaf liggen, denk ik dan maar.


Aantal keren gelezen: 668



Source link

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *